Wednesday, January 09, 2008

Kadaster herschat te weinig woningen.

Volgens het Rekenhof heeft de administratie te weinig informatie om het kadastraal inkomen van woningen na verbouwing te herschatten. Nochtans moet dit inkomen overeenstemmen met de werkelijke huurwaarde van de woning. Het KI vormt de basis van de onroerende voorheffing die ook voor de gewesten, de provincies en de gemeenten een belangrijke bron van inkomsten is. Het Rekenhof formuleert in zijn verslag enkele voorstellen om de informatiedoorstroming tussen de gemeenten en het Kadaster te verbeteren.

Het belastbaar inkomen komt normaal gezien overeen met het jaarlijkse netto-inkomen opgebracht door dat onroerend goed. Meestal wordt dit inkomen forfaitair geschat door de administratie van het Kadaster op basis van de kenmerken van het goed en de huurwaarde op de vastgoedmarkt in 1975 en door vergelijking met andere goederen. Daarom moeten de gegevens die het Kadaster voor een onroerend goed registreert bij elke aanzienlijke wijziging aangepast worden. Het Rekenhof onderzocht nu of de kadastrale inkomens effectief worden herschat als een goed wordt vergroot, herbouwd of aanzienlijk gewijzigd.

De kenmerken van de woongebouwen geregistreerd door de administratie werden vergeleken met de gegevens beschikbaar over het vastgoedpark. Daarbij werden verschillen vastgesteld, die erop wijzen dat de informatie van het Kadaster niet overeenstemt met de werkelijke toestand. Zo blijkt de administratie het aantal woningen met een badkamer of centrale verwarming te onderschatten. Het grote aantal bescheiden woningen (die recht geven op diverse fiscale voordelen) in het totale vastgoed wijst erop dat mogelijk vele woningen werden gemoderniseerd zonder dat het kadastraal inkomen ervan werd herschat.

Enerzijds blijkt de verplichte spontane aangifte amper voor te komen. Anderzijds zijn de lijsten van de eigendommen waaraan wijzigingen werden aangebracht, die de gemeentebesturen driemaandelijks moeten indienen bij het Kadaster beperkt tot de werken waarvoor een vergunning vereist is. Op dit ogenblik vertoont de gewestelijke regelgeving bovendien de tendens om het aantal werken waarvoor een vergunning nodig is, te beperken. De gemeentebesturen zouden bovendien de bouwovertredingen die ze vaststellen, aan de administratie van het Kadaster moeten melden. De aanwijzende schatters die de gemeenten moeten aanstellen, zouden meer moeten samenwerken met het Kadaster, aan de hand van een werkwijze die deze administratie zou moeten bepalen.

Ook zou het Kadaster kunnen overwegen om gebruik te maken van de informatie waarover de gewesten en de gemeenten beschikken in het kader van de premies die ze toekennen voor de renovatie van woningen, alsook van de fiscale voordelen die om soortgelijke redenen toegekend worden door de Staat In dat geval moet weliswaar worden onderzocht of dergelijk optreden geen afbreuk doet aan een coherent overheidsoptreden, doordat de financiƫle stimulansen voor renovatie zouden worden afgezwakt. In voorkomend geval zou een wettelijk initiatief kunnen worden overwogen om de verhoging van het kadastraal inkomen ingevolge de renovatie van een woongebouw waarvoor een premie of een fiscaal voordeel werd toegekend, voor een nader te bepalen periode uit te stellen.
Archief van 20 december 2006.

Guido Van Peeterssen.

Labels: ,